Boerderij Opa Heinsbroek. Foto: Paul Hogervorst.
Boerderij Opa Heinsbroek. Foto: Paul Hogervorst.

"Ongeveer tien Duitsers kwamen uit de richting van de ka"

Nu stond ook het melkhuis in brand. Wij stonden allemaal naast elkaar tegen de muur, een paar meter in de tunnel. Deze tunnel was bestemd voor het vervoer van de boerderij van Opa naar het land aan de andere kant van de nieuwe weg. In het midden van de tunnel waren twee grote houten deuren om deze af te sluiten voor lopend vee.

Eén van deze deuren stond half open en daar doorheen zag ik een stukje van de Laan, op het eind waarvan onze boerderij was. Doordat de tunneldeuren niet helemaal open stonden, kon ik ons huis niet zien, wel in de verte de molen bij Van Schijndel. Oom Arie en oom Qrien probeerden aan onze Duitse bewakers duidelijk te maken, dat ze het erf op wilden gaan, want de stallen en de schuren langs de ka stonden nog niet in brand. Misschien konden ze nog wat redden. Het werd bot geweigerd.

Ik hoorde Opa binnensmonds een bekend wijsje neuriën. Ik vond dat gek en zei daarover iets tegen tante Lena. "Laat maar", zei zij, "hij is wat in de war. Alles staat in brand en hij kan niets beginnen".

Een paar Duitsers stonden bij die motor met zijspan naast de puinhoop. De Nederlandse militairen die de afgelopen nacht de Duitsers hadden verdreven uit Opa’s boerderij, hadden die motor daar achtergelaten. Vanaf de plaats waar wij stonden, kon ik nog net zien dat er ook Duitsers op de ka liepen. Plotseling schreeuwden zij iets en brachten hun geweren dreigend in de richting van het tunneltje. Gelijktijdig zag ik Pa op de fiets daaruit komen rijden. Hij liet het stuur los, stak beide handen omhoog, verloor zijn evenwicht en viel tegen het schuine talud van de nieuwe weg. Hij stond weer op en werd met de loop van een geweer tegen zijn rug in onze richting geduwd. Hij moest bij ons gaan staan. "Gelukkig zijn jullie er allemaal nog", hoorde ik hem zeggen. Pa vertelde hoe hij tijdens het melken had gezien dat er brand was en dat hij daarom vlug was gekomen om te helpen.

Over Wim en mij zei Pa niet veel, maar hij was wel dicht bij ons gaan staan. Ik zag dat Pa tranen in zijn ogen had. Hij veegde met zijn handen langs zijn ogen heen en weer en hij zei iets over die prikkelende rook. Ja, dacht ik, dat zal wel.

Ongeveer tien Duitsers kwamen uit de richting van de ka en holden voor ons langs naar de boomgaard en verder evenwijdig aan de nieuwe weg. De Duitsers die bij ons stonden, ook die rooie, sloten daarbij aan nadat zij ons met handgebaren hadden duidelijk gemaakt dat wij moesten blijven staan. Dat deden we, ook toen de laatste Duitsers uit het zicht waren verdwenen achter de struiken in de richting Delft. Oom Arie vertelde aan Pa wat er gisteravond en vannacht allemaal was gebeurd. Opzij van de brandende tas hadden wij langs de Laan uitzicht op de huizen van de Zweth. Deze laan verbond Opa's boerderij met de Rotterdamseweg langs de Schie. Wij noemden het altijd de ouwe weg.

"Daar komt de brandspuit", zei een van de ooms en ik zag dat op de Laan, vlak bij de Zweth, een roodgekleurde brandspuit door een aantal mannen in onze richting werd getrokken en geduwd. Het was een wagen op vier wielen met slangen en een pomp. De pomp werkte door het op en neer trekken van houten armen, dwars boven de wagen. Alleen al voor het pompen waren zes mannen nodig. Ik had het eerder gezien toen ik wat hout moest halen bij het timmerbedrijf van De Hoog aan de Zweth, er was toen juist een oefening met die brandspuit. Door de aanblik van die in de verte naderende hulp ontstond bij ons weer moed. Opa vond dat wij niet meer in de tunnel moesten blijven en meende dat het nu wel veilig was. Pa sprak nog wat met Opa en pakte toen zijn fiets van de plaats waar hij gevallen was. Terwijl Opa en de ooms rond de brand liepen en Opoe en tante Lena daar naar keken, liepen Wim en ik snel met Pa mee door de tunnel naar de Laan. Toen wij uit de tunnel kwamen, zag ik achter het gazen hek op het schuine gedeelte van de nieuwe weg een pistool liggen en nog iets. Toen ik Pa daarop wees zei hij: "Laat liggen". Pa fietste langzaam over de Laan en wij liepen vlug met hem mee. In de verte zagen wij ons huis. Pa vertelde onderweg dat hij niet ongerust was geweest toen wij gisteravond niet thuis waren gekomen. Hij had wel horen schieten, doch meende toen dat het van verder kwam, uit Delft of Overschie en dat Opa het te gevaarlijk vond voor ons om naar huis terug te gaan. Ik deed het hek op de brug open en dicht en holde weer mee achter Pa. Nog een stukje en dan waren we weer thuis.

Brandspuit Delfgauw. Archief: Nel Fransoo
Links de Hoekmolen, rechts de Noordmolen van Van Schijndel. (HGOP)
Terug naar huis langs de Zweth. Archief: Nel Fransoo
Locatie boerderij opa Heinsbroek. Bron: Kadaster