Lintje voor vertrekkende brandweerman

Actueel 142 keer gelezen

Pijnacker – Het was vorige week vrijdag een hele drukte in de kazerne van het brandweerkorps Pijnacker-Nootdorp. Collega-brandweermensen, familie en andere belangstellenden waren op deze winderige avond naar het gemeentekantoor gekomen om afscheid te nemen van Johan Rensen.

Gedurende een periode van maar liefst 38 jaar heeft hij deel uitgemaakt van de plaatselijke vrijwillige brandweer. Onlangs is hij zestig jaar geworden, “tijd om er mee op te houden” vindt Rensen. “Ik hoefde niet weg, maar als je zestig jaar geworden bent, mag je niet meer mee met het uitrukken en andere taken zie ik niet zo zitten. Vandaar.”

Nadat Rensen met een brandweerauto van huis was opgehaald, werd hij in de brandweerkazerne welkom geheten door burgemeester Buddenberg en plaatsvervangend commandant Rolvink. Vervolgens vond er in de kantine van het gemeentekantoor een gezellig samenzijn plaats. Daar werd door enkele sprekers het woord gevoerd.

Buddenberg had veel waarderende woorden over voor de scheidende brandweerman, die zich opwerkte van aspirant brandwacht in 1969 tot brandmeester in 1991. “Je was een brandweerman in hart en nieren bij wie het wel een wee van de brandweer je nauw aan het hart lag.

Naast de brandweeropleidingen heb je ook nog diverse andere cursussen gevolgd, zoals die voor pelotonscommandant, voor verkenner gevaarlijke stoffen en voor de opvang van slachtoffers bij traumatische gebeurtenissen. En dit alles in het kader van de hulpverlening bij grootschalig optreden.”

Koninklijke Onderscheiding

De burgemeester had ook veel waardering voor het “thuisfront” dat hem, in de jaren dat hij bij het korps betrokken is geweest, alle vrijheid en medewerking heeft gegeven. “Voor de volle honderd procent hebben jullie Johan gesteund in zijn brandweertaken.”

Buddenberg besloot zijn toespraak aldus: “ik ben dan ook bijzonder verheugd dat ik jou nog een keer mag onderscheiden. Koninklijk ditmaal. Vervolgens speldde hij hem de versierselen op die behoren bij Lid in de Orde van Oranje Nassau. Johan was er beduusd van.

Een dag later zochten we de gelouterde brandweerman op tussen de vele cadeau’s in zijn woning aan de Van Brachtstraat. Daar vertelde hij honderduit over de jaren bij het brandweerkorps. Over de vele studies en oefeningen, over de “pieper” die bij nacht en ontij afging. Over grote branden en verkeersslachoffers. Want ook bij ernstige verkeersongevallen wordt vaak een beroep op de brandweer gedaan. Bij beknellingen bijvoorbeeld, of in situaties dat het dak van een auto geknipt moet worden. “Zware verkeersongevallen hakken er altijd weer in. Je wordt dan geconfronteerd met persoonlijk leed dat je ook moet verwerken. Het gaat bij de brandweer zéker niet alleen om het blussen van branden. Het redden van mens en dier zit ook in het takenpakket.”

Jeugdbrandweer

Goed beschouwd is Rensen al veel langer dan 38 jaar bij de brandweer. “Toen ik twaalf jaar oud was, dat was omstreeks 1960, ben ik al lid geworden van de jeugdbrandweer. De toenmalige Directeur Gemeentewerken, de heer Steynis was toen de commandant. De brandweerkazerne was nog in het Emmapark, waar nu de winkelpassage is. Gemeentewerken zat er naast. Ook de wijnhandel van Van Schie was daar nog.” Na zijn diensttijd werd hij, op 1 juli 1969 aangesteld als aspirant brandwacht. In die tijd waren er nog vier korpsen in Pijnacker. Naast het centrum waren dat de korpsen van Delfgauw, Katwijkerlaan en Oude Leede.

“Brandmeldingen kwamen binnen bij het Politiebureau”, legt Rensen uit. “Daar werd vervolgens de sirene bediend. Dat was dan voor ons het sein om als de brandweer naar de kazerne te gaan. Daar hoorde je dan, als de politie gebeld was, wat er aan de hand was. Later is daar verandering in gekomen en kwamen overdag de meldingen bij het kantoor van gemeentewerken binnen. Na 18.00 uur gingen de meldingen naar vrijwilligers. Dat waren er vier: Koos Bazuin, Harry Moes, commandant Gerrit de Wit, en mijn persoontje. Tussendoor hebben we ook nog een periode gehad dat de meldingen via de brandweerkazerne in Delft liepen. Nu lopen de meldingen via 112, Daar schakelt men de melding meteen door naar de brandweer in Den Haag waar men, met een druk op de knop, onze piepers activeert.”

Branden

Uiteraard is Rensen in de 38 jaar bij heel wat branden in touw geweest. “De brand van de boerderij van Nap aan de Oude Leedeweg staat me nog levendig voor de geest. Het was op tweede kerstdag en het was bar koud. Ik heb uiteraard niet alle branden en ongelukken meer meteen op mijn netvlies staan. De brand in een woning aan de Graaf Willem II laan in Delfgauw, waar ook assistentie van een ander korps bij nodig was, kan ik me nog wel goed herinneren. Temeer omdat er dakpannen werden verwijderd en een van de mensen een dakpan op zijn helm kreeg.”

“We hebben ook nog eens in de nachtelijke uren in het water langs de Noordweg staan dreggen. Er zou een meisje te water zijn geraakt die achter op een brommer zat die bij een ongeluk betrokken was. Bleek op een geven moment dat dit niet klopte. Het betreffende meisje lag al heerlijk in haar warme bedje.”

Over tragische verkeersongevallen met slachtoffers, zoals een auto onder de trein, praat hij liever niet, omdat dit bij andere mensen wellicht nare herinneringen oproept.

Schoonzoon

“Onze schoonzoon, Mario Droog, zit nu ook bij de brandweer. Ik zei, toen hij hier over de vloer kwam: je mag onze dochter hebben, maar je moet wel bij de brandweer. Dat heeft hij dus gedaan.”

Tot slot, omringd door plakboeken en mappen over de brandweer, zegt hij dat de brandweer een belangrijk deel van zijn leven is geweest. “Ik kijk er met genoegen op terug, met dank aan het thuisfront, mijn brandweercollega’s en mijn werkgevers die mij (Johan was werkzaam als timmerman bij enkele plaatselijke aannemers) nooit een strobreed in de weg hebben gelegd.”

“Ik hoop dat de regionalisatie van de brandweer geen nadelig gevolgen voor het korps Pijnacker-Nootdorp heeft, dat er nog enige zelfstandigheid over blijft. Er zijn zeer zeker ook voordelen, al is het alleen maar bij de aankoop van materieel.” Vervelen zal de vutter zich niet zegt hij. “Nee hoor, ik heb nog zat om handen.”

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant