Han Schmitz maakt al 25 jaar studie van alles wat met AOW en pensioen te maken heeft. Er is voor miljarden gestolen, is zijn stelling. Toen hij naar de rechtbank stapte, ontdekte hij dat daar ook van alles mis is.
Han Schmitz maakt al 25 jaar studie van alles wat met AOW en pensioen te maken heeft. Er is voor miljarden gestolen, is zijn stelling. Toen hij naar de rechtbank stapte, ontdekte hij dat daar ook van alles mis is.

Han Schmitz: Integriteit Rechtbank bijna nul (deel 2)

Actueel 1.748 keer gelezen

Vorige week in deel 1: De 'Integriteit van de Nederlandse Rechtbank' is tot bijna nul gedaald. Vandaag in deel 2 meer over de blunders die zijn geconstateerd. Hoe rechtvaardig en hoe eerlijk kúnnen en willen de rechters in 'mijn' hoger beroep straks zijn?

Door: ing. Han Schmitz

In de Telstar, de lokale krant van Pijnacker-Nootdorp, verscheen op 24 oktober 2019 een artikel van de hand van Sjaak Oudshoorn met als titel "Pijnackernaar stelt 'diefstal' AOW en pensioen aan de kaak". Ik ben die Pijnackernaar. Nog niet gelezen, ga naar 'telstar online.nl' en zoek bij 24 oktober.

Daar is, in de krant van vorige week, woensdag 11 december, ook deel 1 te vinden over de 'Integriteit van de Nederlandse Rechtbank'.

In deel 1 heb ik verhaald over mijn Bezwaar dat mijn pensioengerechtigde leeftijd met drie maanden méér werd verhoogd dan ik volgens de AOW-wet had mogen verwachten. De SVB wijst enkel naar een obscure tabel in de Memorie van Toelichting bij de AOW-wet. Ik heb die uitleg bestreden samen met elf pagina's aan argumenten over fouten in de wet.

Mijn Beroep voor de rechtbank Den Haag is afgewezen zonder weerlegging van mijn argumenten.

In de uitspraak stonden twee verwijzingen naar eerdere uitspraken van andere CRvB-rechters, die gingen over enkele andere aspecten van de AOW-wet dan die ik aangeklaagd had. Die verwijzingen waren: ECLI:NL:CRVB:2016:2613 en ECLI:NL:CRVB:2016:2609, beide van 18 juli 2016. Voor wie de taaie stof wil lezen; deze zijn te vinden op www.uitspraken.nl.

Onderzoek van de verwezen uitspraken Beide uitspraken zijn gedaan door de rechters M.M. van der Kade als voorzitter en H.J. Simon en E.E.V. Lenos als leden. Gelijktijdig zijn nog een groot aantal zaken van soortgelijke aard op diezelfde zittingsdag behandeld en zijn soortgelijke uitspraken gedaan door dezelfde rechters. Welke fouten/blunders hebben mr. Van der Kade en mede-rechters in die verwezen zaken volgens mij gemaakt?

Fout 1 De uitspraak van de rechters van der Kade e.a. verwijst verder door naar een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Hún verwijzing is "EHRM, 6 oktober 2005, nr. 11810/02, Maurice, par. 67 en 70". Deze uitspraak blijkt (meer) niet te bestaan!

Fout 2 Een tweede verwijzing naar het Europees Hof is, "EHRM, 27 maart 2007, nr. 77782/01, Luczak, onder A.3. voorlaatste alinea". Deze uitspraak blijkt ook niet juist. Die zaak bestaat wel, maar artikel A.3 bestaat niet.

Hoe kán het dat deze rechters Van der Kade e.a. zo onzorgvuldig zijn geweest? De rechters hebben blijkbaar nooit gecontroleerd of hun verwijzingen nog wel geldig waren. In mijn ogen twee enorme blunders, die hún uitspraak daarmee feitelijk ongeldig maakt.

Daarnaast oordelen zij over een onteigening van uw/onze AOW-rechten. Alles wat u heeft opgebouwd tussen uw vijftiende jaar en de zogenoemde 'aanvangsleeftijd' is komen te vervallen. Voor wie in 2019 65 jaar is geworden betekent dat één jaar van uw AOW-opbouw is geconfisceerd!

Fout 3 Is dat de rechters van der Kade e.a. de 'onteigening' van uw (!) en mijn opgebouwde AOW-rechten goedgekeurd hebben.

Van der Kade e.a. maken in de genoemde rechtszaken duidelijk dat vastgesteld is dat er een (zoals zij dat eufemistisch noemen) ‘inmenging in het eigendomsrecht van appellant’ heeft plaatsgevonden.

Dit is feitelijk dus ordinair gezegd een 'onteigening' van uw en mijn eigendomsrechten. Zij vinden (in hun rechtszaken) echter dat dit acceptabel is op basis van ‘algemeen belang’.Alleen … over die onteigening staat niets (!) in de AOW-wet.

Het kabinet heeft het in de Memorie van Toelichting (MvT) over 'laten vervallen' van de eerste opbouw maanden/jaren. Ze hebben echter verzuimd dit in de AOW-wet op te nemen. De SVB (Sociale Verzekerings Bank die de AOW-wet uitvoert) heeft niet de AOW-wet uitgevoerd maar de MvT, wat niet is toegestaan. De SVB geeft een verkeerde interpretatie van iets dat in die MvT staat, en heeft eigenhandig de onteigening ingebouwd en uitgevoerd.

Fout 4 De rechters hadden dit nooit mogen goedkeuren. Ook een blunder.

Fout 5 Ook de argumentatie klopt niet. ‘Algemeen belang’ is een uitdrukking die nergens in de Nederlandse wetgeving formeel is gedefinieerd. Die term bestaat juridisch gezien dus niet! Dat de uitdrukking in de volksmond wordt gebruikt, maakt het nog niet tot een wettig geldende uitdrukking.

Daarnaast hebben alle mensen die in 2013 nog geen 65 jaar waren - dit is zo’n zestig procent - van de bevolking, nadeel van de onteigening. Alleen dat al betekent dat deze onteigening nooit kan vallen onder het begrip ‘algemeen belang’. Het is structureel dat rechters geen correcte definities hanteren en ze zelfs fout interpreteren.

In de Grondwet worden in Artikel 14 eisen gesteld aan ‘onteigening’. De overheid heeft aan die eisen totaal niet voldaan. En dus mag het duidelijk zijn dat de afwijzing van het Bezwaar onterecht was. Het is maar de vraag wat de overheid in de toekomst nog meer gaat confisqueren. Uw spaargeld, uw huis?

Doordat de rechters dìt in die doorverwezen zaken ECLI:NL:CRVB:2016:2609 en ECLI:NL:CRVB:2016:2613 hebben geaccordeerd, is het voor de overheid een vrijbrief geworden voor toekomstige confisqueren.

Fout 6 Is zo'n mis-interpretatie door de rechters, nu van de term 'aanvangsleeftijd'

In diverse uitspraken staat de volgende of vergelijkbare 'mening' van de CRvB-rechters:

"Bij de rechtsvaststelling in het pensioenoverzicht van de verzekerde tijdvakken van appellant is aangesloten bij de datum <dd mmm 1971>. Deze datum is, overeenkomstig artikel 7a (oud) van deAOW, de aanvangsleeftijd in 2021, zijnde zestien jaar en zes maanden. Vanaf deze leeftijd leidt een niet verzekerd tijdvak tot een korting op het ouderdomspensioen. Anders gezegd: op de leeftijd van 16 jaar en zes maanden, bij appellant is dat op 27 juli 1971, begint de periode van opbouw van vijftig verzekerde jaren die kunnen leiden tot een volledig…".

De tekst "leidt een niet verzekerd tijdvak tot een korting" is de correcte omschrijving van de gedefinieerde term 'aanvangsleeftijd'. Dus vanaf díe datum wordt een eventuele korting berekend. In deze aangehaalde tekst dus vanaf zestien jaar en zes maanden.

De tekst "begint de periode van opbouw van vijftig verzekerde jaren" zoals de rechters het vertalen, is echter héél iets anders!

De opbouw van de AOW-rechten was immers in werkelijkheid al begonnen op de leeftijd vijftien jaar.

De rechters verwarren hier de 'aanvang kortingstoets' met 'aanvang opbouw'. Een zoveelste enorme blunder.

Fout 7 Is zowel een morele fout als een tijdsperiode-fout en ook nog een integriteitsfout.

Mr. M.M. van der Kade e.a. refereren opvallend vaak aan hun 'eigen uitspraken' die zij in andere procedures hebben gedaan. Niet bepaald een teken van onafhankelijkheid en objectiviteit.

Immers, de context van de aanklacht kan op detailpunten verschillen per rechtszaak.

Dat roept de vraag op of de CRvB geen regels heeft omtrent onafhankelijke beoordelingen en referenties aan CRvB-uitspraken. Mogen rechters wel refereren aan eerdere uitspraken van henzelf?

Dat refereren is in extreme vorm toegepast door de rechters mr. Van der Kade e.a.

Op 8 april 2016 zijn door rechters mr. Van der Kade e.a acht zaken over bezwaren tegen de AOW-wet behandeld. Dat waren acht beroepsprocedures die in één gezamenlijke mega-zittingop één dag werden behandeld. Zitting ECLI:NL:CRVB:2016:2502, :2503, :2608, :2609, :2510, :2511, :2512, en :2513 zijn allemaal op 8 april 2016 gehouden. In alle genoemde uitspraken is het beroep van de appellanten afgewezen.

Alle burgers hebben recht op een eerlijk proces door een onafhankelijke en onpartijdige rechter.

Dit is zo vastgelegd in Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Maar van burgers mag je niet verwachten dat zij alle jurisprudentie gaan nazoeken op eerdere uitspraken. Dus als een van de partijen, óf de rechters, kunnen of willen gaan verwijzen naar bestaande jurisprudentie, is het niet meer dan fatsoenlijk om de appellant hier vooraf van in kennis te stellen.

Het vreemde in de situatie van mr. Van der Kade e.a. is, dat wordt verwezen naar jurisprudentie die er op 8 april 2016 nooit heeft kúnnen zijn!

Ga maar na … In de uitspraak van zitting : 2503 wordt in punt 4.2.10. verwezen naar ECLI:NL:CRVB:2016:2502, welke uitspraak pas is verschenen op 18 juli 2016!

Dus heeft de appellant bij de behandeling van zijn zaak 2503 nooit kennis kunnen nemen van de uitspraak in zaak 2502, omdat het toen pas 8 april 2016 was! De uitspraak van 2502 bestond op die datum 8 april nog helemaal niet!

De uitspraak in zitting ECLI:NL:CRVB:2016:2503 moet dus naar mijn mening ongeldig worden verklaard omdat wordt gerefereerd aan een op de datum van de zitting nog niet bestaande jurisprudentie. Hetzelfde geldt voor de zaken :2510, :2511, :2512, en :2513. Daarnaast zijn in al deze zaken en zaak :2509 de blunders die hiervoor zijn genoemd ook aanwezig.

Het mag duidelijk zijn dat de gerefereerde uitspraken ECLI:NL:CRVB:2016:2609 en ECLI:NL:CRVB:2016:2613 in de uitspraak van mijn eerste zitting niet langer houdbaar zijn.

Maar daarmee zijn we er nog niet.

Vele rechters van de CRVB hebben er een handje van om 'stukken tekst' uit andere rechtspraken over te nemen en voor de verantwoording daarvan te verwijzen naar die betreffende uitspraak. Dat is ook veelvuldig gebeurd met verwijzen naar de foute uitspraak ECLI:NL:CRVB:2016:2502, en alle foute uitspraken tussen de nummer :2609 en :2613 van mr. Van der Kade e.a..

En daarmee zijn ook al die vele rechtszaken waarin door andere rechters naar 'deze foute uitspraken' van mr. Van der Kade e.a. hebben verwezen eveneens fout.

Het volgende (beperkte) lijstje geeft aan welke rechters ik op voorhand niet binnen 'mijn hoger beroepzaak' aan de tafel wil zien, omdat die rechters nooit mij gelijk kúnnen geven aangezien zij eerder in andere rechtszaken de genoemde blunders hebben gemaakt en de betreffende appellanten (foutief) ongelijk hebben gegeven.

Dat betreft: mr. E.S.M. van Bergen, mr. M.L. Braaksma, M.A.H. van Dalen-van Bekkum, D.H. Hamburger, Mw. mr. B. Hammer, mr. E. Hoekstra, mr. I.M. Josten, Mr. M.M. van der Kade , L. Koper, mr. H.A.J. Kroon , mr. M.J.M. Langeveld, mr. G.J. van Leijenhorst, Mr E.E.V. Lenos , mr. F.G.F. Peters, mrs. C.J. Polak, mr. F.P.J. Schoonen, MrH.J. Simon , MrP.J. Stolk, mr. H.J. Tijselink, MrT.L. de Vries , T.L. de Vries, J.W. Vriethoff, mr. K. Wentholt, mr. P.G. Wijtsma ,

Oorzaken van de blunderende rechters?

Hoe kán het dat rechters zulke fouten maken zoals het verwijzen naar jurisprudentie die niet (meer) bestaat?

Het begint met een onvoldoende organisatie van het instituut 'Rechtbank'. Rechters hebben structureel te weinig tijd. De lange wachttijden op behandeling van een hoger beroep zijn daar een bewijs voor.

Het is dan makkelijker om een uitspraak van een collega te kopiëren dan alle jurisprudentie zelf na te moeten pluizen, ook die op EHRM-niveau. EHRM staat voor Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Alleen, de tijd om de juistheid van de uitspraak van een college te controleren is er niet. Ook niet om de context van die EHRM-uitspraken na te gaan. De geconstateerde fouten in vele uitspraken laten zien waar dit fout gaat.

De eerder aangekaarte zaak van 'EHRM, 6 oktober 2005, nr. 11810/02, Maurice' ging over een echtpaar dat een zwaar gehandicapt kind had gekregen. Toen de vrouw weer zwanger werd, werden bloedmonsters genomen om te zien of dat kind dezelfde genetische afwijking had of niet.

In het ziekenhuis werden monsters verwisseld en kregen Maurice en zijn vrouw te horen dat het kind in orde was. Totdat het zwaar gehandicapt werd geboren.

De verzekeraar weigerde de verzekerde onderhoudskosten te betalen. Het EHRM besliste anders.

Wat is nu de relatie met de toekenning van AOW dat er wordt verwezen naar de zaak van Maurice?

Slechts het aspect 'verzekering' en de 'toezegging' spelen hierin een rol. Feitelijk is door de rechters de vertaalslag gemaakt naar de AOW-verzekering en de AOW-toezegging.

Wat binnen de 'Rechtbank' ontbreekt, is dat deze interpretaties en de context ervan centraal is vastgelegd in een publiekelijk toegankelijke database cq website. Als die interpretaties zouden zijn verzameld als een referentie-database, zou het refereren naar uitspraken van collega's niet nodig zijn geweest. Onderhoud en inhoudelijke correctheid had dan vele malen beter in de hand gehouden kunnen worden.

Een andere misser is een algehele onbekendheid met Structuurtoetsing.

Structuurtoetsing omvat o.a. kort samengevat 1) het controleren van definities (zeer belangrijk), 2) het vaststellen/toetsen van de grenswaarden, 3) het toetsen van extreme situaties, 4) het toetsen van de logische structuur (ook zeer belangrijk).

In alle stappen van het ontstaan van wetten is een volledig gebrek aan die Structuurtoetsing. Zo kunnen in meerdere wetten dezelfde termen ontstaan, met in elke wet een andere betekenis van de term. Héél veel definities ontbreken in alle wetten. Beide aspecten leiden tot spraakverwarringen en foute aannames.

Voorbeelden hiervan zijn 'ouderdomspensioen', wat in de AOW-wet een andere betekenis heeft dan in de Pensioenwet. Of het ontbreken van de definitie voor 'AOW-leeftijd'. Alleen al op https://uitspraken.rechtspraak.nl/# is die term meer dan 38.000 keer gebruikt, zonder dat vastligt wàt het juridisch gezien betekent.

En áls er al een definitie bestaat van een term, dan moeten de rechters het ook nog correct interpreteren. Dit ging (en gaat nog steeds) mis met de term 'aanvangsleeftijd', zoals de eerder gemelde uitspraken laten zien.

De ambtenaren die de wet opstellen hebben geen notie van Structuurtoetsing. Ook de rechters van de Raad van State blijken de principes van Structuurtoetsing niet te kennen en in ieder geval niet toe te passen. Rechters bij de 'Rechtbank' blijken de principes van Structuurtoetsing ook niet te kennen. En omdat niemand in de opstelling van een wet of wetswijziging een foute structuur onderkent, ontstaan per definitie altijd foute wetten.

En wordt een fout in een wet gevonden, dan kan niemand (!) die foute wet tegenhouden, behalve het kabinet. Maar die hebben daar geen belang bij. Ook weer een blunder - nu in de staatsstructuur - die de rechten van de burgers in alle opzichten ondermijnt.

En dan nog iets…

In diverse uitspraken die ik heb gelezen valt op dat de rechter(s) vaak refereren naar andere uitspraken. In mijn eerste uitspraak was er de referentie naar uitspraken ECLI:NL:CRVB:2016:2609 en ECLI:NL:CRVB:2016:2613. In andere uitspraken kom ik soms tot wel tien referenties tegen naar uitspraken van het Europees Hof.

Het is vreemd dat de SVB helemaal niet naar ook maar een enkele andere zaak heeft verwezen in haar verweer tegen mijn Bezwaar. Ook bij de rechtbank heeft de SVB op geen enkele manier ook maar de suggestie van referentie naar een andere zaak getoond of vermeld.

Waarom dan heeft de onafhankelijke (?) rechter van de eerste zitting die referenties opgezocht, ten faveure van de SVB? Wilde zij zo graag de SVB helpen?

Waarom heeft de rechter de SVB er niet op gewezen dat die SVB in juli 2016 al in diverse procedures (waaronder de bovengenoemde) in het gelijk is gesteld en zij daar vervolgens niet aan refereren?

Waarom dan heeft de SVB niet aan die uitspraken gerefereerd?

Wisten zij soms al dat dit niet nodig zou zijn?

Opvallend is dat dit voorval niet op zich staat. In heel veel uitspraken kom ik (diep verborgen) uitspraken van het Europees Hof tegen, bijeengezocht door de rechters van de CRvB, waarbij ik sterke twijfels heb dat de appellant of de aangevallen partij die referenties naar voren heeft gebracht. En stelselmatig zijn de meeste EHRM-referenties en interpretaties door de rechters in het voordeel van de overheid.

Hoe nu verder met 'mijn' rechtszaak? Met opzet heb ik de namen van een aantal rechters vermeld die foute uitspraken hebben gedaan.Niet om hen te beschadigen, maar om hen duidelijk te maken dat ook zij te laks zijn geweest. Dat mág niet meer gebeuren! Het is aan hén om daar zelf en onderling alerter op te zijn. Misschien zijn er nu lezers die denken 'weg met die lui'. Maar daar ben ik het helemaal niet mee eens.

Alle genoemde (en niet genoemde) rechters zijn intelligente hoog opgeleide mensen die proberen hun best te doen. Hen wegsturen zou een enorm verlies aan kennis zijn.

Het is aan de organisatie van de 'Rechtbank' en de Raad van State om ervoor te zorgen dat zij beter kunnen werken en ervoor te zorgen dat er ook een integriteitswaarborging komt.

Nu wordt veel te vaak en te gemakkelijk de overheid in het gelijk gesteld, vaak met vergezochte 'argumentatie' door de rechters. Zelfs daar waar de overheid in rechtszaken geen argumenten aanvoert, komen de rechters zelf met argumenten in het voordeel van de overheid en geven vervolgens de overheid gelijk. Een hoge mate van partijdigheid van de rechters.

Ik ben van mening dat alle rechters, óók degenen die hier niet zijn genoemd maar dezelfde fouten hebben gemaakt binnen door hen gevoerde rechtszaken, hun 'foute uitspraken' binnen het instituut 'Rechtbank' zouden moeten bekennen. Liever nog publiekelijk. Dat zou de weg vrij maken voor de rechters die 'mijn' hoger beroep krijgen toegewezen, om nu eens een eerlijke en objectieve rechtspraak te doen. Doen zij dat niet, dan zullen de drie rechters die over 'mijn' zaak moeten gaan oordelen mij waarschijnlijk geen gelijk geven, hoezeer ik ook gelijk heb! Alle burgers hebben recht op een eerlijk proces door een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Bestaat er nog wel zoiets als een onpartijdige rechter en/of een eerlijk proces? Ik hoop dat iedereen in Nederland zal gaan volgen hoe 'mijn' hoger beroep zaak gaat verlopen.

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant