Mannetje rosse metselbij, circa 1 centimeter lang. (foto: Pieter van Breugel)
Mannetje rosse metselbij, circa 1 centimeter lang. (foto: Pieter van Breugel)

De Nationale Bijentelling

Actueel 475 keer gelezen

In het weekend van 18 en 19 april heeft de Nationale Bijentelling plaatsgevonden. Dit jaar heb ik er voor het eerst aan meegedaan. Vanwege de Corona maatregelen moet je zoveel mogelijk thuis blijven, dus een mooie kans om in eigen tuin te oefenen met het herkennen van bijen.

Op de website van de Nationale Bijentelling lees ik wat de bedoeling is: tijdens het telweekend moet je een half uur bijen tellen in je tuin en daarna de getelde aantallen invoeren op de website. Je kunt een telformulier downloaden waarop vier categorieën worden onderscheiden: bijen, hommels, zweefvliegen en wespen. In Nederland komen circa 350 soorten wilde bijen voor. Daar horen de hommels ook bij. Wespen zijn nauw verwant aan bijen, maar dat geldt niet voor zweefvliegen. Die worden bij de telling betrokken, omdat zweefvliegen vaak op bijen, hommels of wespen lijken. Bovendien bezoeken ze ook bloemen.

In de middag valt de zon in de achtertuin en om kwart over twee starten mijn man en ik met de telling. De judaspenning en de stinkende gouwe staan vol in bloei en ook de vergeet-mij-nietjes doen goed hun best. Er moeten natuurlijk wel bloemen zijn om bijen naar je tuin te lokken. We hebben een zoekkaart bij de hand en de Basisgids Wilde bijen van Pieter van Breugel. Als we een insect zien, duiken we er op af om te achterhalen welke soort het is. Dat valt vies tegen. Het lukt wel om de insecten in te delen in de juiste categorie, maar veel verder komen we meestal niet.

We kunnen eigenlijk alleen met redelijke zekerheid twee rosse metselbijen herkennen. Daarnaast bezoeken nog acht andere bijen onze tuin, maar die krijgen we meestal maar heel kort of slecht te zien. Al met al noteren we tijdens de Nationale Bijentelling in een half uur veertien insecten op het telformulier. Naderhand blijkt dit precies het landelijk gemiddelde van wat er per teller is waargenomen. In totaal deden er ruim tienduizend tellers mee, circa tweemaal zoveel als vorig jaar. Leuk dat er zoveel aandacht is voor bijen! Het meest geteld werd de honingbij, gevolgd door de rosse metselbij en de sachembij.

Tijdens de telling zien we bijen in allerlei formaten, waaronder ook een piepkleine. Volgens bijenkenner Marco Tanis zou het kleine bijtje een langkopsmaragdgroefbij (Lasioglossum morio) kunnen zijn. Indrukwekkende naam voor zo’n ukkepuk. Marco laat weten dat je nog wel meer kleine bijensoorten in de tuin kunt aantreffen, maar de langkopsmaragdgroefbij is erg algemeen bij bebouwing en hij houdt van vergeet-mij-nietjes...

Caroline

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant